Railinzetplaatsen : Het spoor in
Toegangsweg en poort
Alleen spoormedewerkers kunnen bij een railinzetplaats komen. Ze liggen op een afgeschermd terrein. Er loopt een weg naar toe, maar oversteken - zoals bij een overweg - kan niet. De railinzetplaats heeft een ‘vloer’. Tussen het spoor ligt dus geen ballast (spoorstenen), maar het is er verhard. Werkbusjes en machines kunnen vanaf de openbare weg, via de speciale toegangsweg bij de poort naar de railinzetplaats komen. Spoormedewerkers volgen de veiligheidsinstructies en mogen pas ‘inzetten’, dus op het spoor rijden, als het sein is gegeven dat het spoor ‘buiten dienst’ is.
Dat ‘inzetten’ van het voertuig kost de chauffeur of machinist een paar minuten. Het voertuig rijdt dan met de banden op de vloer van de railinzetplaats, gaat in de juist richting staan en klapt de spoorwielen uit. Dan rijdt het spoor naar de plek waar het moet zijn. Soms nemen ze daarbij materialen mee, zoals stukken spoorstaaf of zakken met ballast. Na de werkzaamheden rijden ze terug naar de railinzetplaats om weer uit het spoor te gaan.