Spoorwerkcheck
Woon of werk je binnen 300 meter van het spoor? Maak dan gebruik van onze spoorwerkcheck. Je ziet direct welke werkzaamheden in jouw buurt gepland staan.
Direct naar de inhoud.
Elektrisch treinverkeer veroorzaakt een elektrische spanning op de sporen. Ook bij overwegen is er dus praktisch altijd een beetje elektrische spanning aanwezig. Normaal gesproken merken mens en dier daar niets van. En het is ongevaarlijk. Maar er zijn dieren, zoals paarden, die gevoelig zijn voor de schokjes die ze van die spanning kunnen krijgen. Ze kunnen schrikken en daardoor vluchtgedrag tonen.
Voor ruiters is het dus aan te raden om extra op te letten en voorzichtig te zijn als ze met hun paard het spoor oversteken. Mensen hebben doorgaans schoenen aan en de rubberen of kunststof zool. Dat zorgt ervoor dat wij niets merken van dat beetje elektrische spanning. Een paard heeft dat meestal niet. Sterker nog; hoefijzers (want van ijzer) geleiden die spanning juist. Zeker als het spoor en de grond eromheen nat is.
Het is daarom verstandig om af te stijgen bij een overweg. Loop naast het paard, hou de teugels goed vast en steek rustig over. Probeer ervoor te zorgen dat het paard niet op de sporen stapt. Als je met regelmaat gebruik maakt van een overweg, dan zou je bij ongewenst schrikgedrag kunnen kiezen voor hoefschoenen van kunststof of voor rubberen hoefbeslag.
Waarom er altijd een beetje spanning op het spoor staat? Dat zijn de wetten van de natuurkunde. Elektrische stroom moet altijd in een kring lopen. Het tractie-onderstation (een elektrische installatie in het ProRail hoogspanningsdistributienet voor het voeden van de treinen) levert stroom aan de bovenleiding. Via de stroomafnemer op het dak van de trein gaat het naar de motoren. En daarna langs de wielen en het spoor weer terug naar het tractie-onderstation.
De spanning op het spoor is dus een logisch gevolg van de retourstromen. Die lopen van de treinen via de spoorstaven terug naar de tractie-onderstations. Die tractie-onderstations zorgen voor het aanleveren van elektrische energie aan de treinen. Dat gebeurt in de vorm van een spanning (1500 Volt) op de bovenleiding en stroom door de bovenleiding. Hoeveel energie er wordt geleverd is afhankelijk van wat de trein vraagt. Een optrekkende of zware trein heeft meer energie - en dus meer stroom - nodig dan een lichtere trein of een trein die al op snelheid is.
Die stromen gaan, zoals hierboven aangegeven, terug naar het tractie-onderstation via de spoorstaven. Die spoorstaven hebben een heel lage elektrische weerstand, maar door de grote lengtes is het toch een niet te verwaarlozen weerstand. De retourstromen zorgen daarom - door die weerstand - voor een spanning op de spoorstaven. Die spanning is niet de hele tijd gelijk en verandert met het treinverkeer. Maar het is altijd laag en ongevaarlijk voor mens en dier.
Het gaat in deze casus niet om statische elektriciteit, zoals wel eens wordt beweerd. Ook de theorie dat als je eerst een auto de overweg laat passeren er dan geen spanning meer op de sporen zou staan, klopt niet. Ook het verhaal dat een paard alleen iets zou voelen als het beide sporen tegelijk raakt klopt niet.
Voor de spoorspanning bestaat een Europese norm. In die norm zijn de maximaal toegestane waardes voor langdurige spanningen op het spoor vastgelegd. Die waarde is 120 Volt. ProRail zet zich in om de spanning op het spoor zo laag mogelijk en binnen de waarden van deze norm te houden. Uit onderzoek blijkt dat paarden al gevoelig zijn voor spanningen vanaf 5 Volt. Deze spanning valt dus met een heel ruime marge binnen de norm, maar kan dus wel merkbaar zijn.
De spanning op het spoor is vooral afhankelijk van de drukte van het treinverkeer, of er optrekkende treinen in de buurt zijn en enigszins van of er in de onmiddellijke nabijheid een trein aanwezig is. Hoe meer treinen er rijden (spitsuren), hoe hoger de spanning op de sporen zal zijn. In de daluren, tijdens de weekends en ’s-nachts zal er minder spanning zijn. Maar zelfs als er geen treinen rijden, kan er op bepaalde plaatsen toch nog een lage elektrische spanning op de rails staan. Bijvoorbeeld door geparkeerde treinen die toch nog wat stroom afnemen van de bovenleiding.
Als er minder treinverkeer is, zoals in de weekenden en daluren, dan is de kans wat kleiner dat een paard de spanning op de sporen als hinderlijk ervaart dan op de drukkere momenten op het spoor. Toch is het aan te bevelen om er altijd vanuit te gaan dat een paard kan schrikken.
Als je onze website bezoekt dan krijg je daar cookies bij. Geen gevulde koeken of stroopwafels, maar tijdelijke digitale bestandjes. We gebruiken functionele, analytische en marketingcookies. De functionele cookies zijn nodig om deze website goed te laten werken. Die staan dus altijd aan. Voor de analytische cookies en marketingcookies kun je hieronder zelf toestemming geven. Meer informatie over onze cookies vind je in ons cookiebeleid.