
Storingen op het spoor : Spoorverzakkingen
Een spoorverzakking ontstaat wanneer de ondergrond onder het spoor minder stevig wordt. Hierdoor kan het spoor ongelijk komen te liggen. En dat heeft mogelijk gevolgen voor de betrouwbaarheid van het treinverkeer. ProRail monitort het spoor voortdurend en grijpt in als dat nodig is. Zo kunnen de treinen veilig blijven rijden.
Spoorverzakkingen en baanstabiliteit
De termen spoorverzakking en baaninstabiliteit worden in berichtgeving soms door elkaar gebruikt. Maar het zijn twee verschillende dingen. Bij een spoorverzakking zorgen problemen in de ballast óf in de laag direct onder de ballast voor minder draagvermogen. Hierdoor ligt het spoor niet meer netjes vlak. Dit kan leiden tot tijdelijke snelheidsbeperkingen en herstelwerk.
Baanstabiliteit gaat over de spoordijk zelf – de grond waarop het spoor is gebouwd. Een spoordijk kan scheuren vertonen of in extreme gevallen wegschuiven. De kans daarop is klein, maar de gevolgen kunnen groot zijn. Daarom onderzoekt ProRail sinds 2019 wat de effecten zijn van zwaarder en intensiever treinverkeer én extremer weer. Dit onderzoek doen we samen met TU Delft en Deltares, in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Lees meer over baanstabiliteit Lees meer over baanstabiliteit
Oorzaken
-
Weersinvloeden
Zoals langdurige droogte of juist veel regen, kunnen ervoor zorgen dat de ondergrond krimpt of verzadigd raakt. Zo leidt extreme regen tot een ‘modderlaag’ op de grens van ballast en ondergrond.
-
Graafschade
Door dieren, zoals dassen of bevers.
-
Toenemende belasting
Toenemende belasting door meer, snellere, langere en zwaardere treinen.
-
Ballast die onvoldoende ondersteunt
Zoals ballaststenen die niet meer ‘hoekig’ genoeg zijn en dus onvoldoende in elkaar grijpen. Of ballaststenen die kapot worden gereden tot kleinere stenen. Die kleinere stenen kunnen vermengd raken met de klei of het zand eronder, eventueel in combinatie met water.
Monitoring en oplossingen
ProRail monitort de spoorbaan voortdurend. Dat doen we met meettreinen, inspecties langs het spoor en met sensoren die afwijkingen registreren. Ook melden machinisten het direct als zij iets ongewoons opmerken, zoals een schok of een knik in het spoor. Zo komen we er tijdig achter wanneer het draagvermogen van de ondergrond achteruitgaat. Is er sprake van een verzakking? Dan nemen we direct maatregelen. Meestal stellen we een tijdelijke snelheidsbeperking in. In sommige gevallen is het nodig om het treinverkeer kort stil te leggen. Dan is direct herstel noodzakelijk.
De aanpak hangt af van de situatie. Vaak corrigeren we de spoorligging met een stopmachine. Dat is een speciale machine die de ballast onder het spoor aanvult en aandrukt, zodat de spoorstaven weer vlak en stabiel liggen. Als dat niet voldoende is, nemen we grotere maatregelen. Dan wordt het spoor opnieuw opgebouwd, bijvoorbeeld met een nieuw zandbed, verse ballast en dwarsliggers. Zo zorgen we ervoor dat treinen veilig en betrouwbaar kunnen blijven rijden.