Spooronderhoud : Het spoor monitoren
ProRail onderhoudt het spoor, de wissels en de bovenleiding. Maar om dat goed te doen, moeten we weten wat de conditie is van deze ‘assets’. We monitoren het spoor daarom op verschillende manieren. Zo houden we het spoor veilig en betrouwbaar.
Groot en klein
ProRail maakt onderscheid tussen klein en groot onderhoud. Klein onderhoud is preventief onderhoud of storingsherstel. Groot onderhoud betreft het vernieuwen van hele stukken spoor. Het klein onderhoud besteedt ProRail uit aan erkende spooraannemers.
We hebben het land opgedeeld in meerdere gebieden, en in elk gebied zijn aannemers actief: zij voeren voor ons prestatiegericht onderhoud uit. Dat betekent dat zij ervoor zorgen dat alle assets voldoen aan de normen die ProRail gesteld heeft. Wij voeren steekproefsgewijs controles uit.
Meettreinen
Die controles voeren we uit met meettreinen. Meettreinen inspecteren de assets in het hele land. Blijkt uit de data van de meettrein dat een asset niet voldoet aan de norm? Dan moet de aannemer aan de slag. De meettreinen rijden tussen de twee en zes keer per jaar over al onze assets.
ProRail maakt gebruik van 3 soorten meettreinen. Defecten aan spoorstaven sporen we op met een UST-trein. Een UFM-trein kijkt naar de baanstabiliteit en de spoorgeometrie. Ofwel: liggen de spoorstaven nog in de juiste positie? Ook meet de UFM-trein de geometrie van de bovenleiding. De derde meettrein is de SIM-trein: die rijdt om wissels te controleren.
Lees meer over baanstabiliteit Lees meer over baanstabiliteit
Algoritmes
Met de SIM- en de UFM-treinen maakt ook ProRail beelden. Dat zijn foto’s die heel snel achter elkaar gemaakt worden. We inspecteren het spoor ook op basis van deze foto’s. Met AI bouwen we algoritmes waarmee we naar specifieke onderdelen kunnen kijken.
Zo hebben we bijvoorbeeld een algoritme dat onze veerklemmen in de gaten houdt. Een spoorstaaf zit met veerklemmen vast aan de dwarsliggers. Dankzij het algoritme kunnen we met één druk op de knop zien welke veerklemmen versleten zijn en dus vervangen moeten worden.
Sensoren in het spoor
We gebruiken meettreinen om grote stukken spoor te meten. Maar soms is het nodig om op een bepaalde plek vaker te meten. In dat geval plaatsen we sensoren in het spoor. Bijvoorbeeld op plekken waarvan we weten dat grond minder stabiel is. Ook zijn er sensoren die specifieke wissels in de gaten houden. Hapert een wissel? Dan krijgt de aannemer een seintje en weet hij dat hij aan de slag moet.
Ook zijn er sensoren die wat zeggen over de treinen op het spoor. Op de drukste trajecten liggen zogenoemde Hotbox-installaties, zo’n 50 in totaal. Deze controleren met een infraroodcamera of de wielen van een trein niet te heet worden. Bijvoorbeeld door een aanlopende rem. Te hete wielen kunnen leiden tot een defect, waardoor het spoor beschadigt of een trein stil komt te staan. En dat levert hinder op voor de reiziger. Dankzij de Hotbox-installaties kunnen we op tijd ingrijpen om dit te voorkomen.
Daarnaast meten we met zogeheten WILD-installaties hoe zwaar een trein beladen is. Ook kijken deze sensoren of een goederentrein scheef beladen is. Belangrijk, want als een trein heel scheef beladen is, kan dat leiden tot ontsporingen.
Slimme manieren van monitoring
Veel van onze data halen we dus uit meettreinen. Maar omdat meettreinen niet vaak rijden, missen we soms informatie. En dat kan leiden tot defecten die we met frequenter meten hadden kunnen voorkomen. Daarom gaan we steeds meer werken met vaste sensoren in het spoor én beproeven we nieuwe, innovatieve manieren van monitoring. Denk aan de inzet van satellieten, robots en drones. De data uit deze bronnen willen we combineren om zo tot nieuwe inzichten te komen.
Nog betere inspectie
Satellieten genereren optische en radarbeelden, waarmee we bijvoorbeeld vegetatieontwikkeling en de bodemstabiliteit in de gaten kunnen houden. Met drones is het mogelijk om onze spoortunnels en -bruggen nog beter te inspecteren. En robots kunnen ingezet worden voor conditiemetingen aan het spoor.
Ook werken we aan alternatieven voor meettreinen: de Reizigerstrein als Meettrein (RaM-trein), de Goederentrein als Meettrein (GaM) en de Werktrein als Meettrein (WaM). Dit zijn reguliere treinen die uitgerust worden met meetapparatuur. Daardoor kunnen ze ons continu en real-time inzicht geven in het spoor. Dit levert ons in de toekomst nog meer data op.
Dassen en bevers
Soms vinden dassen of bevers een woonplek in onze spoordijken. Dat is onwenselijk, want hun graafactiviteit heeft impact op de veiligheid van het spoor. Daarom monitort ProRail de aanwezigheid van deze dieren. Dat doen we op basis van waarnemingen: van onze inspecteurs, maar ook van fauna-organisaties, provincies en andere partijen. Hiermee proberen we een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van waar dassen en bevers zich bevinden.
Ook huurt ProRail ecologen in die onze spoorbermen inspecteren. Deze specialisten weten precies waar ze op moeten letten en brengen de risicogebieden in kaart. Dat doen we om graafschade aan het spoor te voorkomen. Daarnaast maken we gebruik van zogenoemde tilt-sensoren. Dit zijn hellingmeters die bijhouden of graverij leidt tot verzakkingen in het spoor.